VERJARING VORDERING GEBREKKIGE OPSTAL
DE CASUS
In 1966 werd er in Zandvoort een parkeergarage gebouwd, waarbij de buitentrap begrensd werd door een muur, hierna ‘de Muur’. Vervolgens is er in 1974 een flatgebouw met parkeerplekken gebouwd naast deze parkeergarage. De inrit naar de parkeerplekken van het flatgebouw liep langs de Muur. In 2015 is geconstateerd dat de Muur scheef was, waarna er een onderzoek is gestart naar de oorzaak van de scheefheid van de Muur.
Uit het onderzoek is gebleken dat de grond op de inrit naar de parkeerplekken bij het flatgebouw tegen de Muur heeft gedrukt, waardoor deze is gaan wijken en scheef is gaan staan. Dit effect is met name versterkt doordat de inrit werd gebruikt voor opgang door auto’s en busjes. Ook is vast komen te staan dat de grond al vanaf 1974, het bouwjaar van de inrit, op de Muur duwt. Door geleidelijke invloed is de Muur steeds verder omgedrukt en schever gaan staan. De Muur was – zo blijkt- niet sterk genoeg om de gronddruk van de inrit naar de parkeerplekken op te vangen.
De parkeergarage moest naar aanleiding van de scheefstand bij de Muur en het gevaar dat dit veroorzaakt en/of kan veroorzaken, de Muur (gedeeltelijk) afbreken en een nieuwe grond kerende constructie aanbrengen. De parkeergarage heeft de Vereniging van Eigenaren van het flatgebouw hier opvolgend aansprakelijk gesteld voor de door hen geleden en te lijden schade naar aanleiding van de gebrekkige inrit naast de Muur, die de scheefstand bij de Muur heeft veroorzaakt.
VERJARING
De Vereniging van Eigenaren van het flatgebouw beroept zich echter op verjaring van de vordering. Conform artikel 3:310 lid 1 BW verjaart een vordering tot vergoeding van schade in ieder geval door verloop van twintig jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt. Nu de bouw van de inrit heeft plaatsgevonden in 1974, meent de Vereniging van Eigenaren van het flatgebouw dat de vordering van de parkeergarage is verjaart in 1994, nu de verjaringstermijn zou zijn gaan lopen in 1974.
Zowel de rechtbank als het Hof achten de ‘gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt’ niet gelegen in 1974, bij de bouw van de gebrekkige inrit. Op de vraag op welke datum de ‘gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt’ dan wel moet worden bepaald, hebben zowel de rechtbank als het Hof geen een duidend antwoord, waardoor de kwestie wordt voorgelegd aan de Hoge Raad.
HOGE RAAD
De Hoge Raad legt in eerste instantie nog eens uit, waar de aansprakelijkheid voor een gebrekkige opstal op is gebaseerd. De Hoge Raad wijst erop dat uit artikel 6:174 BW voortvloeit dat de bezitter van een opstal die gevaar oplevert voor personen of zaken doordat deze niet voldoet aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden mag stellen, aansprakelijk is indien dat gevaar zich verwezenlijkt.
Aldus is de aansprakelijkheid voor een gebrekkige opstal niet verbonden aan een schadeveroorzakende gedraging, maar aan de schadeveroorzakende toestand ex 6:174 BW. Om die reden meent de Hoge Raad dat geen reden is om in casu enige gedraging aan te merken als schadeveroorzakende gebeurtenis waardoor de verjaring van 3:310 lid 1 BW ad. 20 jaar gaat lopen.
Het voortdurende karakter van de gebrekkige opstal door de jaren heen brengt naar mening van de Hoge Raad mee dat deze gebeurtenis niet tot één moment kan worden herleid, waarmee de verjaringstermijn van 20 jaar zou moeten gaan lopen. De Hoge Raad meent echter wel dat de rechtszekerheid vergt dat er in dergelijke gevallen duidelijkheid moet zijn over de aanvang van de verjaringstermijn van 20 jaar.
De Hoge Raad bepaalt vervolgens dat in gevallen zoals de onderhavige de verjaringstermijn van 20 jaar zou moeten gaan lopen zodra de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt, is opgehouden te bestaan.
CONCLUSIE
Al met al, acht de Hoge Raad de vordering van de parkeergarage niet verjaard. Immers, is de verjaringstermijn van 20 jaar conform artikel 3:310 lid 1 BW pas gaan lopen op het moment dat de grond van de gebrekkige inrit niet meer op de muur drukt. Dit zou aldus pas aanvangen op het moment dat de gebrekkige inrit wordt hersteld en/of er géén auto’s en busjes meer rijden over de inrit en daarmee de druk op de muur weg is.
Met deze uitspraak creëert de Hoge Raad aldus een nieuwe invalshoek op de verjaring bij gebrekkige opstal. In zijn algemeenheid kan naar aanleiding van deze uitspraak worden gesteld dat indien er sprake is van een gebrekkige opstal ex 6:174 BW, waarbij het gebrek (respectievelijk de schadeveroorzakende gebeurtenis) een voortdurend karakter heeft, de verjaringstermijn van 3:310 lid 1 BW ad. 20 jaar pas gaat lopen indien de gebeurtenis waardoor de schade wordt veroorzaakt, is opgehouden te bestaan.
Verjaringstermijnen zijn enorm belangrijk om goed in de gaten te houden. Indien een dergelijke termijn eenmaal is verlopen kan er géén vergoeding van schade meer worden afgedwongen. Een verjaringstermijn kan echter opnieuw gaan lopen, indien deze tijdig wordt gestuit. Wil jij weten wanneer jouw vordering verjaart en/of wil jij ervoor zorgen dat jouw vordering niet verjaart?
Neem dan snel contact met mij op! Ik ben bereikbaar via –
Telefoon: 020 209 00 16;
Mail: brenda@vdkb-advocaten.nl